ECLI:NL:HR:2018:1963

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
17/00201
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag tijdens beroving met vuurwapen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft tijdens een poging tot beroving van zijn hennepkwekerij meermalen met een vuurwapen op een luchtkoker geschoten, waarbij het slachtoffer, een inbreker, in zijn nek is geraakt. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de bewijsklacht met betrekking tot opzet en de vordering van de benadeelde partij. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren naar acht jaren en zeven maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen. De uitspraak is gedaan op 16 oktober 2018.

Uitspraak

16 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/00201
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 december 2016, nummer 20/002476-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in de mate die de Hoge Raad passend acht, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De advocaat van de benadeelde partij, G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze acht jaren enzeven maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 oktober 2018.