Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
16 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft tijdens een poging tot beroving van zijn hennepkwekerij meermalen met een vuurwapen op een luchtkoker geschoten, waarbij het slachtoffer, een inbreker, in zijn nek is geraakt. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de bewijsklacht met betrekking tot opzet en de vordering van de benadeelde partij. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren naar acht jaren en zeven maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen. De uitspraak is gedaan op 16 oktober 2018.