ECLI:NL:HR:2019:77

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
18/05543
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek inzake mishandeling en ontvankelijkheid van de aanvraag

Op 22 januari 2019 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een herzieningsverzoek van een gewezen verdachte, die was veroordeeld voor mishandeling op basis van artikel 300.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had een herzieningsverzoek ingediend, dat door zijn raadsman, C.P. Posthuma, was ingezonden. Het verzoek was gericht aan de Hoge Raad, met de stelling dat er sprake was van een novum in de zin van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 460, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering alleen een raadsman namens de gewezen verdachte een herzieningsaanvraag kan indienen. Aangezien het verzoek door de gewezen verdachte zelf was opgesteld en enkel door de raadsman was ingezonden, kon het verzoek niet worden aangemerkt als een herzieningsaanvraag in de zin van de wet.

Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak is een vervolg op een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 juni 2016, waar de verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 150,- of drie dagen hechtenis, met een voorwaardelijke straf en een proeftijd van een jaar.

Uitspraak

22 januari 2019
Strafkamer
nr. S 18/05543 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een verzoek tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 juni 2016, nummer 22/000289-15, ingediend door C.P. Posthuma, advocaat te Maastricht, namens:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft de gewezen verdachte wegens "mishandeling" veroordeeld tot een geldboete van € 150,-, subsidiair drie dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Het door de raadsman ingezonden schrijven houdt het volgende in:
"Bijgaand doe ik aan u toekomen een herzieningsverzoek inzake uw uitspraak bij u bekend onder nummer S 16/03872.
Cliënt wil graag aan u zijn visie kenbaar maken en is van mening dat er inzake deze uitspraak sprake is van een novum in de zin van artikel 457 Sv. Bij dezen leg ik aan u het verzoek van mijn cliënt voor."
2.2.
Volgens art. 460, tweede lid, Sv kan slechts een raadsman namens de gewezen verdachte een herzieningsaanvraag indienen. Het door de gewezen verdachte opgestelde en door de raadsman ingezonden herzieningsverzoek kan daarom niet worden aangemerkt als een herzieningsaanvraag in de zin van de wet, zodat als volgt moet worden beslist.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 januari 2019.