ECLI:NL:HR:2019:752

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
18/00182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kansspelbelasting en Europese Unie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of de belanghebbende, die in maart 2015 vanuit Nederland heeft gepokerd via buitenlandse websites, terecht kansspelbelasting heeft voldaan over zijn winsten. De belanghebbende had 29 procent kansspelbelasting op aangifte voldaan over zijn positieve resultaat. Het Gerechtshof had geoordeeld dat er geen kansspelbelasting verschuldigd was over de winsten behaald bij aanbieders die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, waarbij het Hof in zijn oordeel is gevolgd op basis van een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2019:548) dat tussen dezelfde partijen speelde. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17 mei 2019
Nr. 18/00182
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 december 2017, nr. BK-17/00348, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 15/8254) betreffende het door
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) over de maand maart 2015 op aangifte voldane bedrag aan kansspelbelasting.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Belanghebbende is ingezetene van Nederland en heeft in de maand maart 2015 vanuit Nederland gepokerd via websites van buitenlandse aanbieders, waaronder Pokerstars.eu en Fulltilt.eu. Van het totale – positieve – resultaat (het verschil tussen de inzetten en de gewonnen bedragen) heeft hij 29 procent aan kansspelbelasting op aangifte voldaan.
2.2.
Bij het Hof was in geschil of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag kansspelbelasting heeft voldaan. Het geschil spitste zich toe op de vraag of kansspelbelasting verschuldigd is over de met de pokerspelen behaalde winsten.
2.3.
Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Daarbij heeft het Hof van belang geacht dat de aanbieders van deze internetpokerdiensten die aan spelers zoals belanghebbende zijn verleend, gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie. Het Hof heeft geoordeeld dat heffing van kansspelbelasting over het positieve resultaat behaald bij deze aanbieders achterwege moet blijven.
2.4.
Voor zover het middel zich keert tegen het hiervoor in 2.3 weergegeven oordeel, slaagt het op de grond die is vermeld in rechtsoverweging 2.3.2 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00176 (ECLI:NL:HR:2019:548) tussen dezelfde partijen. Het middel voor het overige behoeft geen behandeling.
2.5.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.4 is overwogen, kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.