Uitspraak
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Baarn,
mr. L.V. van Gardingen,
gevestigd te Baarn,
1.Het geding
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) Conservatrix oefent met vergunning van DNB een levensverzekeringsbedrijf uit. Zij staat onder prudentieel toezicht van DNB.
- ii) Conservatrix Groep hield alle uitgegeven aandelen in het kapitaal van Conservatrix.
- iii) Op 1 april 2014 heeft DNB op basis van art. 1:76 lid 2, onder b, en lid 3 Wft besloten een curator te benoemen ten aanzien van de directie van Conservatrix, onder meer omdat zij bij Conservatrix tekenen ontwaarde van een ontwikkeling die het eigen vermogen en de solvabiliteit in gevaar konden brengen en zij onverwijld ingrijpen noodzakelijk achtte.
- iv) Op 3 juli 2014 heeft DNB besloten van Conservatrix een herstelplan te verlangen op grond van art. 3:132 lid 1 (oud) Wft.
- v) Op 23 september 2014 heeft DNB besloten niet in te stemmen met het door Conservatrix ingediende herstelplan omdat dit niet voorzag in een duurzame oplossing tot structureel herstel. Daarnaast heeft DNB uiterlijk per 30 september 2014 van Conservatrix een minimum aan solvabiliteit verlangd van 130%. Voorts heeft DNB aan Conservatrix een aanwijzing gegeven om met een concreet afbouwplan te komen voor een beheerste ‘
- vi) Tegen de hiervoor onder (iii)-(v) genoemde besluiten zijn geen (inhoudelijke) bezwaarschriften ingediend.
- vii) DNB heeft Conservatrix begin januari 2016 medegedeeld dat zij een overdrachtsplan in de zin van art. 3:159c
- viii) Op 26 oktober 2016 heeft DNB aan Conservatrix schriftelijk medegedeeld dat zij voornemens was de vergunning voor het uitoefenen van het levensverzekerings-bedrijf in te trekken op grond van art. 1:104 lid 2, aanhef en onder c, (oud) Wft.
- ix) Een aan DNB gerichte ‘
Volgens art. 3:159ij lid 2 (oud) Wft keurt de rechtbank het overdrachtsplan goed tenzij niet is voldaan aan een aantal in de wet genoemde voorwaarden of tenzij de in het overdrachtsplan neergelegde prijs niet redelijk is.
Volgens art. 3:159ij lid 2 (oud) Wft in verbinding met art. 3:159x (oud) Wft kan de rechtbank een verweer van de verzekeraar tegen het oordeel van DNB dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3:159c lid 1 (oud) Wft alleen gegrond bevinden als DNB in redelijkheid niet tot dat oordeel heeft kunnen komen.
en blocwijziging van polisvoorwaarden. Dit alternatief biedt in de visie van DNB echter geen reële oplossing omdat dit de rechten van polishouders tot een onaanvaardbaar niveau zou uithollen, ten gunste van een aandeelhouder die zelf niet bereid is bij te storten. Ook de Raad van Bestuur van Conservatrix beschouwt het louter inzetten van de
en blocclausule niet als een realistisch alternatief.
due diligenceonderzoek hebben gedaan.”
4.Beslissing
17 mei 2019.