ECLI:NL:HR:2019:740

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
18/00138
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kansspelbelasting en de heffing daarvan bij buitenlandse aanbieders

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de heffing van kansspelbelasting. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 1 december 2017 had geoordeeld dat de belanghebbende, een ingezetene van Nederland, geen kansspelbelasting verschuldigd was over de winsten behaald via buitenlandse pokersites, zoals Pokerstars.eu en Pokerstars.fr. De belanghebbende had in juni 2015 op aangifte kansspelbelasting voldaan over zijn positieve resultaat van het pokeren, maar het Hof oordeelde dat deze belasting niet verschuldigd was omdat de aanbieders gevestigd zijn in een EU-lidstaat.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de Staatssecretaris, dat zich richtte tegen het oordeel van het Hof, slaagde op basis van eerdere rechtspraak. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, waarbij het arrest van de Hoge Raad als leidraad dient. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Deze uitspraak is van belang voor de vraag of en in hoeverre kansspelbelasting verschuldigd is over winsten behaald bij buitenlandse aanbieders van kansspelen, en bevestigt de positie dat heffing van kansspelbelasting over dergelijke winsten niet altijd aan de orde is, afhankelijk van de vestigingsplaats van de aanbieders.

Uitspraak

17 mei 2019
Nr. 18/00138
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 december 2017, nrs. BK‑17/00376 en BK-17/00377, op de hoger beroepen van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) en de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/5713) betreffende het door belanghebbende over de maand juni 2015 op aangifte voldane bedrag aan kansspelbelasting.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Belanghebbende is ingezetene van Nederland en heeft in de maand juni 2015 vanuit Nederland gepokerd via websites van buitenlandse aanbieders. Van het totale – positieve – resultaat (het verschil tussen de inzetten en de gewonnen bedragen) heeft hij 29 procent aan kansspelbelasting op aangifte voldaan.
2.2.
Bij het Hof was in geschil of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag kansspelbelasting heeft voldaan. Het geschil spitste zich toe op de vraag of kansspelbelasting verschuldigd is over de met de pokerspelen behaalde winsten.
2.3.
Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Daarbij heeft het Hof van belang geacht dat de aanbieders van de internetpokerdiensten Pokerstars.eu en Pokerstars.fr die aan spelers zoals belanghebbende zijn verleend, gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie. Het Hof heeft geoordeeld dat heffing van kansspelbelasting over het positieve resultaat behaald bij deze aanbieders achterwege moet blijven.
2.4.
Voor zover het middel zich keert tegen het hiervoor in 2.3 weergegeven oordeel, slaagt het op de grond die is vermeld in rechtsoverweging 2.3.2 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00176 (ECLI:NL:HR:2019:548), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. Het middel voor het overige behoeft geen behandeling.
2.5.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.4 is overwogen, kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.