In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 juni 2018, met nummer BK-17/00895. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2009. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.