ECLI:NL:HR:2019:712

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
17/03624
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bedreiging met zware mishandeling en wijziging van de tenlastelegging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling van de nieuwe vriend van zijn ex-vrouw. De tenlastelegging omvatte aanvankelijk bedreigingen die via e-mail waren geuit, maar tijdens de procedure heeft de Advocaat-Generaal gevorderd om de tenlastelegging te wijzigen, zodat ook verbale bedreigingen in gesprekken met een derde persoon werden opgenomen. Het Hof heeft deze vordering deels toegewezen, maar de verdachte heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de wijziging van de tenlastelegging in strijd was met artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat er geen sprake kan zijn van 'hetzelfde feit' als de juridische aard van de feiten of de gedragingen wezenlijk verschillen. De Hoge Raad oordeelt dat de juridische aard van de feiten identiek is, ondanks de wijziging in de omschrijving van de gedragingen. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de bedreigingen, zowel in e-mail als in gesprekken, onder dezelfde delictsomschrijving vallen en dat er geen sprake is van een ander feit.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij wordt opgemerkt dat de beoordeling van de vraag of sprake is van 'hetzelfde feit' mede afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. De uitspraak van het Hof wordt bevestigd, en de Hoge Raad concludeert dat de vordering tot wijziging van de tenlastelegging terecht is toegelaten.

Uitspraak

14 mei 2019
Strafkamer
nr. S 17/03624
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 18 juli 2017, nummer 21/004108-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over de toewijzing door het Hof van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging.
2.2.1.
Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat:
"hij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode in of omstreeks 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, een persoon (te weten [betrokkene 1]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, middels één of meerdere e-mailberichten opzettelijk voornoemde [betrokkene 1] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga [betrokkene 1] wat aandoen" en/of "ik ga [betrokkene 1] wat aandoen en ik ga hem slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
2.2.2.
Ter terechtzitting van het Hof heeft de Advocaat-Generaal op de voet van art. 313 Sv gevorderd dat de tenlastelegging wordt gewijzigd, in die zin dat deze zou komen te luiden dat:
"hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland en/of in Maleisië, een persoon (te weten [betrokkene 1]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- middels één of meer e-mailberichten die [betrokkene 1] toegevoegd: "als ik nog een keer hoor dat hij in de buurt van mijn kinderen is geweest neem ik drastische maatregelen! (...) Ik ben bereid zonder enige vorm van twijfel om dit contact ten allertijden te voorkomen waarbij ik elk middel zal inzetten om dit ultieme doel te bereiken!!!" en/of "Mijn confrontatie met hem zal meedogenloos zijn!" en/of
- (indirect, in (een) gesprek(ken) met [betrokkene 2]) die [betrokkene 1] toegevoegd: "ik ga [betrokkene 1] wat aandoen" en/of "ik ga hem invalide slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
2.2.3.
Het Hof heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging deels toegewezen. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt dienaangaande het volgende in:
"De raadsman voert - zakelijk weergegeven - aan:
Meestal stem ik wel in met een wijziging van de tenlastelegging, maar in dit geval meen ik dat, als de vordering wordt toegewezen, er sprake zou zijn van een geheel ander feit. De officier van justitie heeft er destijds voor gekozen om de door mijn cliënt verstuurde emailberichten ten laste te leggen. In de voorgestelde wijziging worden echter ook gesprekken tussen mijn cliënt en [betrokkene 2] genoemd. Dat is iets geheel nieuws. Deze verbale bedreigingen zouden in februari 2015 zijn geuit.
De bedreigingen per e-mail dateren van maart 2016. De officier van justitie heeft er destijds bewust voor gekozen om de e-mails in de tenlastelegging op te nemen, juist omdat [betrokkene 1] had verklaard dat hij zich niet bedreigd voelde door de verbale uitingen van mijn cliënt. De verbale uitingen hebben onvoldoende raakvlakken met de email berichten. Ik verzet mij tegen een integrale toewijzing van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging. Ik zou met een partiele toewijzing kunnen leven.
De advocaat-generaal merkt - zakelijk weergegeven - op:
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient er bij een wijziging van de tenlastelegging te worden gekeken of de juridische strekking van het tenlastegelegde feit niet wordt gewijzigd en naar de eenheid van tijd en plaats. In casu blijft de juridische kwalificatie hetzelfde, dus dat is geen punt. In de oorspronkelijke tenlastelegging werd de verklaring van verdachte dat hij [betrokkene 1] invalide zou slaan wel genoemd. Deze verklaring komt, als je het dossier leest, niet terug in de e-mails, maar wel in de gesprekken met [betrokkene 2]. Dat betekent dat na wijziging de tenlastelegging nog steeds hetzelfde feit betreft qua tijd en plaats, en de vordering kan worden toegelaten.
De raadsman voert - zakelijk weergegeven - aan:
De bedreigingen werd in eerste aanleg telkens aan de e-mails gekoppeld. De verbale bedreigingen zijn een nieuw strafbaar feit en zouden zelfs apart ten laste gelegd kunnen worden. Ik persisteer.
(...)
Het hof is van oordeel dat niet de vorm waarin de uitlatingen zijn gedaan, maar de inhoud van deze uitlatingen de essentie van de tenlastegelegde bedreiging vormt. Nu de officier van justitie de verbale uitingen heeft opgenomen in de tenlastelegging is het hof van oordeel dat deze uitlatingen geen ander strafbaar feit vormen zoals bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. De vordering tot wijziging van de tenlastelegging zal voor wat betreft de gedragingen vermeld achter het tweede gedachtestreepje worden toegelaten.
Voor wat betreft de gedragingen die achter het eerste gedachtestreepje staan, merkt het hof op dat dit teksten uit e-mailberichten betreffen die niet eerder in de tenlastelegging werden genoemd. Het hof is van oordeel dat dit andere strafbare feiten betreft zoals bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof acht de vordering tot wijziging van de tenlastelegging voor wat betreft de gedragingen vermeld achter het eerste gedachtestreepje niet toelaatbaar."
2.2.4.
Blijkens de bestreden uitspraak is de tenlastelegging aldus gewijzigd dat:
"hij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode in of omstreeks 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, een persoon (te weten [betrokkene 1]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, opzettelijk dreigend
- (indirect, in (een) gesprek(ken) met [betrokkene 2]), die [betrokkene 1] toegevoegd: "ik ga [betrokkene 1] wat aandoen" en/of "ik ga hem invalide slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
2.3.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van 'hetzelfde feit' dient de rechter in de situatie waarop art. 313 Sv ziet de in de tenlastelegging en de in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging omschreven verwijten te vergelijken. Bij die toetsing dienen de volgende gegevens als relevante vergelijkingsfactoren te worden betrokken.
(A) De juridische aard van de feiten.
Indien de tenlastegelegde feiten niet onder dezelfde delictsomschrijving vallen, kan de mate van verschil tussen de strafbare feiten van belang zijn, in het bijzonder wat betreft
(i) de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken, en
(ii) de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder meer tot uitdrukking komen de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf dan wel overtreding.
(B) De gedraging van de verdachte.
Indien de tenlastelegging en de vordering tot wijziging daarvan niet dezelfde gedraging beschrijven, kan de mate van verschil tussen de gedragingen van belang zijn, zowel wat betreft de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen als wat betreft de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht.
Uit de bewoordingen van het begrip 'hetzelfde feit' vloeit reeds voort dat de beantwoording van de vraag wat daaronder moet worden verstaan, mede wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is nochtans dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van 'hetzelfde feit' in de zin van art. 68 Sr. (Vgl. HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102.)
2.4.
De aan de verdachte verweten gedraging is in de tenlastelegging omschreven als - kort gezegd - bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling in of omstreeks de periode van 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, door middel van één of meerdere e-mailberichten. In de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is de aan de verdachte verweten gedraging omschreven als - kort gezegd - bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling in of omstreeks de periode van 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, in gesprekken met [betrokkene 2]. Zowel de tenlastelegging als de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is toegesneden op art. 285 Sr. In aanmerking genomen dat de juridische aard van de feiten identiek is en dat het verschil in de omschreven gedragingen wat betreft de aard daarvan van beperkte betekenis is, geeft het oordeel van het Hof dat door het toewijzen van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging sprake blijft van 'hetzelfde feit' in de zin van art. 68 Sr, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk.
2.5.
Het middel faalt derhalve.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 mei 2019.