ECLI:NL:HR:2019:655

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
22 april 2019
Zaaknummer
17/01058
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van strafoplegging in verband met onwettige combinatie van straffen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, voor opzetheling van een monstrans uit het museum Catharijneconvent in Utrecht. De Hoge Raad oordeelde dat de combinatie van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf wettelijk niet is toegestaan, zoals bepaald in artikel 9, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt dat een taakstraf alleen kan worden opgelegd als de onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer dan zes maanden bedraagt. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de straf.

Uitspraak

23 april 2019
nr. S 17/01058
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 14 februari 2017, nummer 21/004033-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof een wettelijk niet toegestane combinatie van straffen heeft opgelegd.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot:
(i) een gevangenisstraf van 15 maanden en
(ii) een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
2.3.
Het middel slaagt. Het klaagt terecht dat de oplegging door het Hof van een taakstraf naast een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden geen wettelijke grondslag heeft. Art. 9, vierde lid, Sr bepaalt immers:
"In geval van veroordeling tot gevangenisstraf of tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel ten hoogste zes maanden bedraagt, kan de rechter tevens een taakstraf opleggen."

3.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het derde middel

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 april 2019.