Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
16 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 maart 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1975, was betrokken bij een grootschalige hypotheekfraude, ook wel bekend als de megazaak Peseta. De verdachte had een formulier voor een hypotheekaanvraag valselijk opgemaakt, wat valt onder valsheid in geschrift volgens artikel 225, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, N. Hendriksen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, omdat ze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf is verminderd naar 95 uren, subsidiair 47 dagen hechtenis, terwijl het beroep voor het overige is verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 16 april 2019 en is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.