Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
16 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1967, had beroep ingesteld tegen het eerder genomen arrest. De advocaat van de verdachte, G.J.A. van de Grint, heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en op basis van de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het ingestelde beroep. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de schriftuur tardief was ingediend, wat in de risicosfeer van de verdachte ligt. De mededeling van de raadsman dat zijn faxapparaat op de laatste dag van de 60-dagentermijn dienst weigerde, kan hieraan niet afdoen. De Hoge Raad heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.