ECLI:NL:HR:2019:568

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
18/00744
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de totstandkoming van een overeenkomst van bindend advies en afstand van recht op toegang tot de overheidsrechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen [verweerster]. De zaak betreft de totstandkoming van een overeenkomst van bindend advies en de vereisten voor afstand van het recht op toegang tot de overheidsrechter, zoals uiteengezet in artikel 81 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Arnhem en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de klachten die door [eiseres] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op een totaal van € 4.907,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

12 april 2019
Eerste Kamer
18/00744
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen,
t e g e n
[verweerster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaken 3976804\CV EXPL 15-4667\475\415 en 3993066\CV EXPL 15-4951\475 van de kantonrechter te Arnhem van 19 augustus 2015 en 27 januari 2016;
b. het arrest in de zaken 200.189.724/01 en 200.189.800/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
12 april 2019.