ECLI:NL:HR:2019:561

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
17/05914
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging moord en overschrijding redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2017. De verdachte, geboren in 1989, was in hoger beroep veroordeeld voor poging moord, bedreiging met zware mishandeling en poging doodslag. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat A.A. Franken, heeft middelen van cassatie ingediend. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de strafoplegging, maar niet van de veroordeling zelf, vanwege een inbreuk op het recht op een redelijke termijn van berechting zoals gegarandeerd door artikel 6 van het EVRM.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd naar vijf jaren en vijf maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de strafoplegging. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechten van verdachten in het strafproces.

Uitspraak

9 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/05914
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2017, nummer 20/000547-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf naar de gebruikelijke maatstaf wegens de geconstateerde inbreuk op het in art. 6 EVRM gegarandeerde recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vijf jaren en vijf maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 april 2019.