ECLI:NL:HR:2019:530

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
18/04111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake inkomensafhankelijke regelingen

In deze zaak heeft belanghebbende, een partij uit België, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 augustus 2018, nummer 17/00750. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die betrekking had op een beschikking als bedoeld in artikel 8a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook aangegeven dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 5 april 2019 en is gewezen door de vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

5 april 2019
Nr. 18/04111
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 31 augustus 2018, nr. 17/00750, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/4110) betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 8a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2019.