ECLI:NL:HR:2019:462

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
18/04261
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende uit Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 november 2015, waarin het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 15 februari 2012 werd afgewezen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de belanghebbende geen domicilieadres in Nederland had gekozen.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 19 december 2018 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier op 18 januari 2019 de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. De belanghebbende heeft echter niet gereageerd.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.

Uitspraak

29 maart 2019
Nr. 18/04261
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 25 november 2015, nr. 14/47 WAO, waarbij het verzoek tot herziening van belanghebbende van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 februari 2012 (nr. 11/2722) is afgewezen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 december 2018 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 januari 2019, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.