ECLI:NL:HR:2019:458

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
18/03426
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake onroerendezaakbelastingen en Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 18/03426. Het beroep was ingesteld door een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 juni 2018, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Leiden voor het jaar 2017, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de partij zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.

Gelet op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.

Uitspraak

29 maart 2019
Nr. 18/03426
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 26 juni 2018, nr. BK-18/00417, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Leiden voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.