ECLI:NL:HR:2019:455

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
18/01670
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 22 maart 2018, waarin het hoger beroep van de Inspecteur tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De zaak betrof navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012, alsook een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2011.

De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de klachten geen noodzaak tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

29 maart 2019
Nr. 18/01670
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 22 maart 2018, nrs. 16/03620 tot en met 16/03622, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/4654 tot en met BRE 15/4656) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2011 en 2012 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen alsmede de aan belanghebbende over het jaar 2011 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.