ECLI:NL:HR:2019:447

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
18/00245
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgeldigheid van tussentijdse opzegging van een verzekeringsovereenkomst en bewijswaardering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Bloembollen Zijpe B.V. en DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van een tussentijdse opzegging van een verzekeringsovereenkomst door de verzekeraar. Bloembollen Zijpe had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Amsterdam, die op hun beurt weer voortvloeiden uit vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar de relevante vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waarbij de rechtbank en het hof eerder oordeelden over de opzegging en de bewijsopdracht conform artikel 7:940 lid 3 BW.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door Bloembollen Zijpe in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 RO, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en legt de proceskosten op aan Bloembollen Zijpe, die deze kosten aan DAS moet vergoeden.

De uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, en bevestigt de eerdere oordelen van de lagere rechters over de opzegging van de verzekeringsovereenkomst.

Uitspraak

29 maart 2019
Eerste Kamer
18/00245
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BLOEMBOLLEN ZIJPE B.V.,
gevestigd te Breezand, gemeente Hollands Kroon,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Bloembollen Zijpe en DAS.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/566145/HA ZA 14-567 van de rechtbank Amsterdam van 6 augustus 2014 en 28 januari 2015;
b. de arresten in de zaak 200.166.062/01 van het gerechtshof Amsterdam van 5 april 2016 en 17 oktober 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft Bloembollen Zijpe beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
DAS heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor DAS mede door mr. M.E.M.G. Peletier.
De conclusie van de Advocaat-GeneraalG.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van Bloembollen Zijpe heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Bloembollen Zijpe in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van DAS begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Bloembollen Zijpe deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
29 maart 2019.