ECLI:NL:HR:2019:442

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
18/01927
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door bemiddelende buurman in burenruzie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 17 april 2018 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1957, was betrokken bij een fatale schietpartij die plaatsvond in Roosendaal. De verdachte had de rol van bemiddelaar in een burenruzie, maar de situatie escaleerde en leidde tot de dood van een andere persoon. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan op 2 april 2019 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren. De schriftuur die door de advocaten van de verdachte was ingediend, is aan het arrest gehecht en maakt deel uit van de procedure.

Uitspraak

2 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/01927
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 april 2018, nummer 20/001700-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 april 2019.