Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
2 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 17 april 2018 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1957, was betrokken bij een fatale schietpartij die plaatsvond in Roosendaal. De verdachte had de rol van bemiddelaar in een burenruzie, maar de situatie escaleerde en leidde tot de dood van een andere persoon. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan op 2 april 2019 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren. De schriftuur die door de advocaten van de verdachte was ingediend, is aan het arrest gehecht en maakt deel uit van de procedure.