Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
26 maart 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in deze strafzaak betrokken bij een poging tot doodslag, waarbij hij met een stanleymes in de hals, borst en arm van een ander heeft gesneden. Dit gebeurde nadat de ander tegen de voordeur van de woning van de verdachte had geschopt en geslagen. De verdachte, die in de deuropening van zijn woning stond, heeft de ander geslagen. De kern van de zaak draait om de vraag of de verdachte zich kon beroepen op noodweer en of zijn reactie proportioneel was in verhouding tot de wederrechtelijke aanranding. Het hof verwierp het beroep op noodweer, omdat het gebruik van het stanleymes als een buitenproportionele reactie werd beschouwd, die niet in redelijke verhouding stond tot de ernst van de aanranding, die enkel bestond uit slaan met blote handen.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.