ECLI:NL:HR:2019:351

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
18/01957
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtmatigheid van aanslagen rioolheffing door de gemeente Westerveld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de rechtmatigheid van aanslagen in de rioolheffing die aan de woningcorporatie Stichting [X] zijn opgelegd voor het jaar 2014. De heffingsambtenaar had aan de belanghebbende, een woningcorporatie, aanslagen opgelegd ter hoogte van € 2.936.786 aan geraamde baten en € 2.933.286 aan geraamde lasten, waarbij een bedrag van € 821.441 was gedoteerd aan de egalisatiereserve riolering. Het Hof had geoordeeld dat dit bedrag niet tot de geraamde lasten kon worden gerekend, omdat de gemeente in 2004 de egalisatiereserve had omgezet in een voorziening en deze in 2008 weer had omgezet in een egalisatiereserve. Hierdoor kon de dotatie aan die reserve niet als last worden aangemerkt, ondanks dat het een bestemmingsreserve betrof. Het Hof verklaarde de Verordening rioolrechten voor het jaar 2014 onverbindend, omdat de begrote baten de begrote lasten met meer dan 10% overtroffen, en vernietigde de aanslagen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

15 maart 2019
Nr. 18/01957
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld (hierna: het College)tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 27 maart 2018, nr. 16/01242, op het hoger beroep van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 15/1315) betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslagen in de rioolheffing van de gemeente Westerveld. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende, een woningcorporatie, is eigenaar van een aantal woningen in de gemeente Westerveld (hierna: de gemeente). De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende ter zake van die woningen voor het jaar 2014 aanslagen rioolheffing opgelegd.
2.1.2.
Volgens de Programmabegroting van de gemeente belopen de voor het jaar 2014 geraamde baten van de rioolheffing € 2.936.786 en de geraamde lasten € 2.933.286. Tot de geraamde lasten is gerekend een bedrag van € 821.441 dat wordt gedoteerd aan de egalisatiereserve riolering (hierna: de egalisatiereserve).
2.2.1.
Voor het Hof was in geschil of het in 2.1.2 vermelde bedrag van € 821.441 tot de geraamde lasten kan worden gerekend.
2.2.2.
Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord. Daartoe heeft het Hof overwogen dat de gemeente in 2004 de tot dat jaar bestaande egalisatiereserve heeft omgezet in een voorziening, en die voorziening in 2008 weer heeft omgezet in een egalisatiereserve om de vrijheid te houden het geld uit te geven aan een ander doel dan de riolering. De egalisatiereserve kan daarom niet materieel gelijk worden gesteld met een voorziening en de dotatie aan die reserve kan niet tot de lasten worden gerekend, ook al is sprake van een bestemmingsreserve. Het Hof heeft de Verordening rioolrechten van de gemeente voor het jaar 2014 onverbindend verklaard omdat de begrote baten de begrote lasten terzake met meer dan 10% overtroffen en de aanslagen vernietigd.
2.3.
De tegen het in 2.2.2 vermelde oordeel van het Hof gerichte middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/01955, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 18/01955 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld in de kosten van belanghebbende van het geding in cassatie, vastgesteld op de helft van € 2.048, derhalve € 1.024, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en
A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2019.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld wordt een griffierecht geheven van € 508.