ECLI:NL:HR:2019:318

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
18/00134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de nakoming van een overeenkomst in het kader van de erkenning door de NVWA

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aanbieder van kippenbotjes en een verwerker van deze botjes tot beendermeel. De aanbieder heeft een overeenkomst gesloten met de verwerker, maar levert geen kippenbotjes meer aan. De verwerker vordert nakoming van de overeenkomst, maar de aanbieder stelt dat de overeenkomst enkel was gesloten met het oog op de erkenning door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voor de verwerking van de botjes. Na het mislukken van de aanvraag tot erkenning, verandert de verwerker zijn vordering in een eis tot vervangende schadevergoeding.

Het hof oordeelt dat de omstandigheden die zich na het vonnis hebben voorgedaan, in dit geval het besluit van de NVWA, niet leiden tot ontbinding van de overeenkomst. De aanbieder wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De aanbieder heeft klachten ingediend over de verwerping van zijn beroep op de redelijkheid en billijkheid, alsook over de verwerping van zijn stelling dat buitengerechtelijke ontbinding in de weg staat aan de toewijzing van de vervangende schadevergoeding. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor de aanbieder zijn vastgesteld op een bedrag van € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

8 maart 2019
Eerste Kamer
18/00134
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] ,
gevestigd te [plaats] ,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
[verweerster] ,
gevestigd te [plaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. A.C. van Schaick en mr. N.E. Groeneveld-Tijssens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/05/264835/HA ZA 14-293 van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2014 en 24 december 2014;
b. de arresten in de zaak 200.164.331 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 april 2015 en 10 oktober 2017.
Het arrest van het hof van 10 oktober 2017 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 10 oktober 2017 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiseres] mede door mr. R.R. Oudijk.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
8 maart 2019.