ECLI:NL:HR:2019:314

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
18/01593
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontvankelijkheid van de ondernemingsraad bij besluitvorming over registratie van pauzetijden door de gemeente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Ondernemingsraad van de Gemeente Landgraaf en de Gemeente Landgraaf. De kwestie betreft de vraag of de aankondiging van de werkgever, in dit geval de gemeente, dat de praktijk van afwijkende registratie van pauzetijden wordt beëindigd, een besluit is waarvoor instemming van de ondernemingsraad vereist is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Limburg en het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waaruit blijkt dat de ondernemingsraad beroep in cassatie heeft ingesteld tegen de beschikking van het hof. De gemeente heeft verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, terwijl de ondernemingsraad heeft verzocht om dit verzoek te verwerpen. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

8 maart 2019
Eerste Kamer
18/01593
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE GEMEENTE LANDGRAAF,
gevestigd te Landgraaf,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
DE GEMEENTE LANDGRAAF,
zetelende te Landgraaf,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. B.I. Kraaipoel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de ondernemingsraad en de gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 5704034 OV VERZ 17-25 van de rechtbank Limburg van 31 mei 2017;
b. de beschikking in de zaak 200.221.178/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 februari 2018.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de ondernemingsraad beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De gemeente heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijkheid te verklaren dan wel te verwerpen.
De ondernemingsraad heeft verzocht het beroep op niet-ontvankelijkheid te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de ondernemingsraad heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
8 maart 2019.