Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota heeft de raadsman van de verdachte aldaar, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende aangevoerd:
"Cliënte is veroordeeld terwijl zij niet degene was die voor eigen rechter wilde spelen, zij is niet degene die iemand uit huis wilde zetten, zij is niet degene die met geweld begon, zij is niet degene die in overtal was. Zij was een kwetsbare frêle vrouw alleen in een woning die zij als de hare beschouwde toen zij werd opgewacht. (...)
Nietsvermoedend gaat cliënte zoals zo vaak de afgelopen jaren 's avonds naar het huis van [betrokkene 4] in Wormer met [betrokkene 6] , die daar ook woont. Het is donker buiten, het is donker binnen. Alleen de tv staat aan.
Tot [verdachte] verrassing zijn er al drie personen binnen: [betrokkene 1] , haar partner [betrokkene 2] en [getuige] . [betrokkene 2] bevestigt die lezing: "Ze was verrast".
Dat mag ook niet verbazen. Cliënte kwam thuis in de woning van [betrokkene 4] . Ze had een relatie met [betrokkene 4] en verbleef in zijn huis. Dat zij een relatie had blijkt ook uit de overgelegde foto's. Cliënte sliep er vrijwel iedere avond. Dat cliënte daar woonde blijkt ook uit de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] : ze gingen haar het huis uitzetten, zeggen ze in het proces-verbaal. Als je iemand het huis wil uitzetten impliceert dat dat diegene daar woont. (...)
Cliënte verwachtte dus niemand aan te treffen in de woning. De sfeer is bij thuiskomst onmiddellijk grimmig, zo blijkt uit tal van verklaringen.
"Waar zijn de autosleutels, die willen wij hebben!" zegt [betrokkene 2] , als cliënte vraagt waar ze dit bezoek aan te danken heeft.
En even later zegt [betrokkene 2] volgens cliënte:
"Je kent mij nog niet, ik ga je vermoorden!"
Wat zegt [betrokkene 2] daar zelf over bij de politie? "Ik heb in mijn boosheid dingen gezegd..."
Dat ondersteunt het verhaal van cliënte.
[betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [getuige] hadden een missie.
[betrokkene 1] (...) is daar het meest uitgesproken over.
Ze zag die bewuste ochtend van de 27e [verdachte] in de Mercedes-coupe van [betrokkene 4] rijden. En daar zou [betrokkene 4] nooit toestemming voor hebben gegeven.
"Die dag was voor mij de druppel." Nadat ze naar eigen zeggen al maanden vermoedde dat spullen van haar vader verdwenen door toedoen van [verdachte] . Dat bleek achteraf een verkeerde veronderstelling. Die zaak is geseponeerd. "Die dag was de druppel en heb ik besloten dat het klaar was met [verdachte] ." Zegt [betrokkene 1] dus zelf.
De drie zijn duidelijk over hun bedoelingen in de verklaring. Ze wilden de spullen terug hebben en ze wilden [verdachte] uit het huis zetten. [betrokkene 1] zegt daar zelf over: "...zorgen dat ze niet meer het huis in kon...".
We constateren dat [betrokkene 2] zelf zegt dat hij boos was. [betrokkene 1] was ook geladen, zo blijkt ook overduidelijk uit haar latere verklaringen die nog aan bod komen. De missie is dus niets anders dan eigenrichting, met geweld op de koop toe.
Direct na binnenkomst van [verdachte] gaat het (...) mis.
Als [verdachte] in haar handtas haar mobiele telefoon wil pakken om haar dochter te bellen, grijpen de drie in. Cliënte mag niet bellen. De drie oefenen meteen controle uit over cliënte. "Ik heb haar telefoon afgepakt", verklaart [betrokkene 2] .
Na het belverbod ontstaat meteen een handgemeen.
"Toen heb ik haar handtas beetgepakt", zegt [betrokkene 2] tegen de politie. (...)
Er ontstaat een worsteling om de tas waarbij [verdachte] verklaart dat ze zelf beetgepakt en vastgehouden wordt en een slag in haar gezicht kreeg van [betrokkene 1] .
[betrokkene 2] laat zich bepaald niet onbetuigd: "Ik heb haar wel in haar vinger gebeten."
Getuige [getuige] zegt in zijn verhoor: "Volgens mij had [betrokkene 2] haar vast bij haar armen."
Ook die lezingen komen dus overeen, [betrokkene 2] wil de tas van [verdachte] hardhandig, met geweld, afpakken.
Cliënte voelt zich zeer bedreigd en ziet kans - ze heeft nog een hand vrij - een deksel van een pan te pakken om haar belagers van zich af te slaan.
[betrokkene 2] en [betrokkene 1] verklaren dat ze met het deksel van een pan werden geslagen. Ook dat past allemaal precies.
De aanval wordt geleid door [betrokkene 2] . Een beer van een vent. Dan 110 kilo zwaar, vierkante kop, kortgeknipt haar. En er zijn dan nog twee tegenstanders. Het is
1 tegen 3.
(...)
Vluchten was vrijwel onmogelijk. De ruimte in de keuken bood geen plaats om te ontkomen aan haar drie belagers. De ruimte is al klein, zie de tekeningen en de foto. De ruimte om te bewegen werd al bijna volledig in beslag genomen door de keukentafel en de stoelen. Er waren drie opponenten die in de weg stonden.
(...) Ze kon letterlijk geen kant op.
Het is duidelijk dat cliënte in een zeer benarde positie verkeert en angstige momenten meemaakt.
[verdachte] zegt over de aanval: "Alles ging in een flits". En in die flits neemt ze het besluit. Niet vluchten maar vechten. In het verhoor is ze ook heel duidelijk daarover: "Dat was uit zelfverdediging."
(...)
Er was een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. [betrokkene 1] spreekt zelf over eigenrichting. Er was geen titel om de tas van cliënte op te eisen, daaraan te gaan trekken en er was geen titel om [verdachte] fysiek aan te pakken. Het ging niet alleen om het pakken van de tas, maar ook om het uit de handen trekken van de tas.
Hiermee is de wederrechtelijkheid gegeven. Overigens is het geen vereiste dat het aanrandende gedrag strafbaar is.
U weet dat de aanranding niet tegen lijf en leden gericht hoeft te zijn, maar ook tegen een goed. In dit geval betrof het niet zomaar een goed, maar de handtas van cliënte, met daarin haar meest dierbare en belangrijke spullen.
(...)
Ogenblikkelijk was het zeker: meteen na binnenkomst in het huis in Wormer gaat het mis. Als [verdachte] niet voldoet aan een bevel haar tas af te geven maar haar mobiel uit de handtas wil pakken, ontstaat de schermutseling.
"Het ging allemaal in een flits", zegt [verdachte] . Er was geen uitvoerige discussie of lang beraad. [verdachte] werd vrijwel direct aangevallen.
(...) Uit de feiten blijkt duidelijk wie de aanvallende partij was en wie de verdedigende. Cliënte beschermde haar tas met daarin haar spullen.
Vervolgens werd ze vastgegrepen. Onmiddellijk moest ze van zich afslaan om haar belagers op afstand te krijgen.
Was de verdediging noodzakelijk? Ja, cliënte was op zichzelf aangewezen. Ze kon haar dochter niet meer bellen, de politie zeker ook niet.
Ze kon in de krappe en besloten ruimte van de keuken (de situatietekeningen zijn wat dat betreft heel duidelijk) niet vluchten: zich niet onttrekken aan de hele situatie. Ze had reden om te vrezen voor haar leven. "Je kent mij nog niet, ik ga je vermoorden", hoorde cliënte [betrokkene 2] dreigen.
Onder die omstandigheden mag aangenomen worden dat haar zelfverdediging noodzakelijk was.
In de in een split second gemaakte keuze tussen vluchten of vechten is de keuze voor de laatste optie een alleszins begrijpelijke. Er was simpelweg geen reëel alternatief.
(...) De keuze voor een deksel van een pan is niet buitenproportioneel. Een deksel lijkt een prima middel om je te verdedigen, een deksel is niet meteen het meest gevaarlijke aanvalswapen dat in een keuken voorhanden is.
Daarbij verdient opmerking dat het deksel het eerste middel is dat cliënte kon grijpen met haar nog vrije hand. Cliënte had geen bedenktijd. (...)
De verdediging is tegen alle aanvallers gericht geweest. De verdediging tegen [betrokkene 2] lijkt me sowieso erg duidelijk, omdat [betrokkene 2] cliënte aanviel en haar tas pakte. Hoe zit het met [betrokkene 1] ? Zij geeft aan dat zij slechts partijen uit elkaar wilde halen. (...) Hoe was het vanuit het perspectief van cliënte?
Cliënte zag [betrokkene 2] en [betrokkene 1] op zich afkomen. In geval betoogd wordt dat alleen [betrokkene 2] de aanval inzette waartegen cliënte zich moest verdedigen, heeft cliënte dat onderscheid toen niet kunnen en hoeven maken, letterlijk in het heetst van de strijd. Het handgemeen vond in een flits plaats. De aanvallers waren boos, cliënte was in een hevige gemoedsbeweging. Uit de tekeningen blijkt ook dat [betrokkene 1] naar het gevecht toe ging.
Ook uit het feit dat zij geraakt werd door de deksel, terwijl cliënte niet verplaatst is, volgt dat zij in de directe nabijheid van het gevecht was.
(...)
Naar het oordeel van de verdediging kan met recht een beroep worden gedaan op noodweer. (...)
Voor zover voor het slaan van [betrokkene 1] geen noodweer aanvaard wordt, doet de verdediging expliciet een beroep op noodweerexces.
Dan is cliënte verder gegaan als noodzakelijk, maar is dit veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging die veroorzaakt werd door angst."