Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 maart 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 maart 2018 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1968, was betrokken bij een doodslag op een vrouw met wie hij een buitenechtelijke relatie had. De Hoge Raad heeft op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 18/01294. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, V.C. van der Velde, middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 5 maart 2019 verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.