3.3.Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het ten laste gelegde hem niet kan worden toegerekend. Bij de verdachte was immers sprake van een (onvrijwillige) gecombineerde intoxicatie van verschillende stoffen, waardoor hij in een kortdurende psychotische toestand is geraakt. Voorts heeft zij aangevoerd dat geen sprake was van culpa in causa nu de verdachte niet had kunnen voorzien wat voor effect zou optreden in geval van het combineren van zijn medicijnen met alcohol. De raadsvrouw baseert zich daarbij in overwegende mate op de rapportages van psychiater R.J. Verkes.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de verdachte op de avond van het ten laste gelegde de op doktersvoorschrift aan hem voorgeschreven middelen citalopram en propranolol had gebruikt. Citalopram is een antidepressivum dat aan de verdachte vanwege zijn angststoornis was voorgeschreven; propranolol is een middel dat de fysieke uitwerkingen van de angststoornis als blozen, zweten en hartkloppingen vermindert. Daarnaast is vast komen te staan dat de verdachte eerder die avond tien tot twaalf glazen alcohol, waaronder wijn en mix-drankjes, heeft genuttigd. Naar eigen zeggen is hij geen stevige drinker, maar had hij die avond veel te veel gedronken en was het de eerste keer dat hij propranolol in combinatie met alcohol had ingenomen. De verdachte had die avond een diner en had de propranolol ingenomen omdat hij zich meer op zijn gemak wilde voelen. De verdachte heeft verklaard dat hij die avond geen joint had gerookt en dat hij zich na het dansen in Coco's tot aan het ontwaken in de politiecel niets kan herinneren.
Het hof heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 17 februari 2016, opgemaakt door psychiater H.S. Backer. Het hof ontleent aan dit rapport het volgende:
De combinatie van het vertoonde gedrag en de uitspraken van betrokkene wijzen op een ontremming van zowel seksuele als agressieve impulsen. Voor een dergelijke abrupte en explosieve ontremming zou een verband kunnen worden verondersteld met een psychische stoornis en/of met een intoxicatie. De sociale fobie is geen verklaring voor het geheugenverlies en ook niet voor de ontremming. Verder kan gesteld worden dat het gedag van betrokkene, indien bewezen, verregaand inadequaat was en dat dit niet strookt met de persoonlijkheid van betrokkene. Intoxicatie (door een middel of een combinatie van middelen) kan een verklaring zijn, maar geeft maar zeer zeldzaam aanleiding tot vergelijkbaar gedrag. Hoewel betrokkene bekend moet worden verondersteld met de gevolgen van overmatig alcoholgebruik, en in die zin van culpa in causa, zijn er geen aanwijzingen (op grond van zijn eigen anamnese en de verklaringen van [getuige], een vriendin van de betrokkene, en zijn behandelaar) dat hij had kunnen weten dat alcohol (in combinatie met de andere middelen) tot een dergelijk extreem gedrag aanleiding zou kunnen geven.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het aanvullende Pro Justitiarapport van 14 maart 2016, opgemaakt door psychiater-klinisch farmacoloog R.J. Verkes. Aan dit rapport ontleent het hof het volgende:
Er was sprake van een manisch ontremd toestandsbeeld met zeer waarschijnlijk symptomen van een psychose. Dit toestandsbeeld is van doorslaggevende invloed geweest op het agressieve gedrag dat ten laste wordt gelegd. De manisch ontremde toestand is een gevolg van een gecombineerde intoxicatie met de verschillende stoffen. Het mogelijke effect van de propranolol moet hierbij duidelijk worden meegenomen. De propranolol heeft betrokkene genomen op het voorschrift van zijn behandelaar. Men mag er van uit gaan dat het voor betrokkene duidelijk is geweest dat met het daarbij innemen van alcohol in zijn algemeenheid het risico op onverwachte effecten zal toenemen. De effecten die zijn opgetreden betreffen echter zeldzame effecten. Dit geldt ook voor cannabis, maar het is onduidelijk of dat in dit geval relevant is. Ten aanzien van het
manisch-psychotische beeld dat is ontstaan, kan men stellen dat betrokkene deze ernstige complicatie niet had kunnen voorzien. Het gaat om effecten die slechts optreden bij daarvoor gevoelige individuen. Men mag veronderstellen dat het betrokkene niet bekend was dat hij tot die groep behoorde. Het ernstig ontregelde gedrag van betrokkene is dus het meest plausibel te verklaren vanuit een zeer ongelukkig en ook onvoorspelbaar samenkomen van effecten van het gecombineerd innemen van zijn voorgeschreven medicatie en alcohol. Het advies is om betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het hof heeft ook kennis genomen van het aanvullend psychiatrisch onderzoek van 1 juli 2016, opgemaakt door psychiater H.S. Backer. Aan dit rapport ontleent het hof het volgende:
Indien men aanneemt dat betrokkene geïntoxiceerd was door de beschreven middelen en deze intoxicatie aanleiding moet hebben gegeven tot een (manisch) psychotische ontremming met geheugenverlies, dan is dat een te volgen (en dus 'plausibele') conclusie. Daaruit volgt dan ook dat betrokkene die niet had kunnen voorzien en ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Indien de rechtbank strikt uitgaat van het waargenomen en vastgestelde, is het ontbreken van denk- of waarnemingsstoornissen, en van een alcoholspiegel een reden om ook andere verklaringen voor mogelijk te houden. Mede gezien het feit dat een intoxicatie met de beschreven middelen maar zelden aanleiding geeft tot seksueel en agressief (manisch) psychotisch gedrag met geheugenverlies. Dit zou de 'voorzichtige' zienswijze kunnen worden genoemd.
Het hof heeft tot slot kennis genomen van de aanvulling van 7 juli 2016 op het aanvullende Pro Justitiarapport van 14 maart 2016, opgemaakt door de psychiater-klinisch farmacoloog R.J. Verkes. Het hof ontleent aan dit genoemde rapport het volgende:
"Mijn mening over de antwoorden door rapporteur Backer op de aan hem gestelde vragen in zijn rapport is niet veranderd ten opzichte van hetgeen ik daar eerder in mijn rapport d.d. 14 maart 2016 over heb gezegd. Het tenlastegelegde is voortgekomen uit een manisch ontremd toestandsbeeld met zeer waarschijnlijk symptomen van een psychose. Bij het ontstaan van deze psychische ontregeling heeft de interactie tussen het hem voorgeschreven geneesmiddel propranolol en alcohol een doorslaggevende rol gespeeld. Men kan er niet vanuit kan gaan dat betrokkene het risico op deze bijwerking had kunnen voorzien. In de (Nederlandse) bijsluiter van propranolol treft men geen waarschuwing dat de combinatie met alcohol tot een hogere kans op bepaalde bijwerkingen leidt."
Het hof overweegt over de toerekenbaarheid als volgt:
Op grond van het toxicologisch rapport, in samenhang met de door de verdachte en de getuige [getuige] afgelegde verklaringen, is het hof met de deskundigen van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de verdachte geïntoxiceerd was door de in het toxicologisch rapport beschreven middelen, te weten citalopram, propranolol, alcohol en cannabis. Naar het oordeel van het hof is het aannemelijk dat deze intoxicatie, met name de interactie tussen alcohol en propranolol, aanleiding heeft gegeven tot een kortdurende (manisch) psychotische ontremming bij de verdachte die van invloed is geweest op de totstandkoming van diens gewraakte gedragingen. Dat de verdachte zich tevoren niet bewust is geweest van deze (zeldzame) uitwerking van de genoemde combinatie van middelen acht het hof aannemelijk.
Het voorgaande brengt echter naar het oordeel van het hof (anders dan door R.J. Verkes geadviseerd) niet mee dat het bewezenverklaarde de verdachte in het geheel niet kan worden toegerekend. Als algemeen bekend mag worden verondersteld dat het gebruik van alcohol tot ontremming kan leiden en dat in combinatie met medicatie voorzichtigheid met alcohol geboden is. De verdachte heeft die avond een voor zijn doen aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken en daarnaast citalopram en propranolol genomen. Hoewel het hof ervan uitgaat dat de verdachte niet wist dat de combinatie van alcohol en propranolol tot agressie kan leiden, wist de verdachte wel dat citalopram en propranolol een ontremmende werking hebben. De keuze van de verdachte om middelen met een ontremmende werking 'te stapelen', terwijl hij bovendien niet wist wat de uitwerking van de combinatie van alcohol en propranolol bij hem zou zijn (hij had deze middelen niet eerder in combinatie met elkaar gebruikt), is een bewuste, verkeerde en hem aan te rekenen geweest. In die zin kan de verdachte ten dele verantwoordelijk worden gehouden voor zijn onder invloed van die middelen ontstane gedragingen. Het hof is daarom van oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is."