Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
8 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 8 juni 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1986, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, J.Y. Taekema, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de opgelegde straf, omdat er een inbreuk is gemaakt op het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, omdat ze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt. Aangezien er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, is de redelijke termijn overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 90 maanden naar 87 maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.