Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
19 februari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1963, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin hij was veroordeeld voor laster, smaadschrift en eenvoudige belediging. De verdachte had via een Twitterbericht en op een website artikelen en een film geplaatst over de hoofdredacteur van NOS Nieuws, wat leidde tot de strafzaak. De advocaat van de verdachte, T.J. Stapel, diende een schriftuur in, die aan het arrest was gehecht.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie verduidelijkt, vooral in strafzaken.