Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende).
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, die betrekking had op een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. De uitspraak van het Gerechtshof vond plaats op 1 juni 2018, onder nummer 16/03796. Na het indienen van het cassatieberoep heeft de Staatssecretaris dit beroep ingetrokken. De belanghebbende, die in deze zaak de tegenpartij is, heeft de Hoge Raad verzocht om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten die verband houden met de behandeling van het ingetrokken cassatieberoep.
De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert tot afwijzing van het verzoek van de belanghebbende. De Hoge Raad heeft vervolgens de beoordeling van het verzoek ter hand genomen. In de beoordeling is vastgesteld dat de belanghebbende geen proceshandelingen heeft verricht die genoemd zijn in de lijst (A) van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wat een belangrijke factor is in de beslissing van de Hoge Raad.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, na zorgvuldige overweging, besloten het verzoek van de belanghebbende af te wijzen. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.