ECLI:NL:HR:2019:257

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
18/03040
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot veroordeling in proceskosten na ingetrokken cassatieberoep inzake voorlopige aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, die betrekking had op een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. De uitspraak van het Gerechtshof vond plaats op 1 juni 2018, onder nummer 16/03796. Na het indienen van het cassatieberoep heeft de Staatssecretaris dit beroep ingetrokken. De belanghebbende, die in deze zaak de tegenpartij is, heeft de Hoge Raad verzocht om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten die verband houden met de behandeling van het ingetrokken cassatieberoep.

De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert tot afwijzing van het verzoek van de belanghebbende. De Hoge Raad heeft vervolgens de beoordeling van het verzoek ter hand genomen. In de beoordeling is vastgesteld dat de belanghebbende geen proceshandelingen heeft verricht die genoemd zijn in de lijst (A) van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wat een belangrijke factor is in de beslissing van de Hoge Raad.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, na zorgvuldige overweging, besloten het verzoek van de belanghebbende af te wijzen. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.

Uitspraak

15 februari 2019
Nr. 18/03040
Arrest
gewezen op het hierna te vermelden verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende).

1.Verzoek

De Staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 juni 2018, nr. 16/03796, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Hij heeft dat beroep daarna ingetrokken. Belanghebbende heeft de Hoge Raad verzocht de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep in cassatie.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert tot afwijzing van het verzoek.

2.Beoordeling van het verzoek

Belanghebbende heeft ter zake van het ingetrokken cassatieberoep geen proceshandelingen verricht als genoemd in de lijst (A) van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Hoge Raad ziet daarom geen reden voor inwilliging van het verzoek.

3.Beslissing

De Hoge Raad wijst het verzoek af.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers‑van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.