Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 februari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging zware mishandeling. De feiten van de zaak vinden plaats in een recreatiepark in Lith, waar de verdachte het slachtoffer, dat op de grond lag, tegen het gezicht heeft geschopt en gestompt. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep op 19 februari 2019, onder zaaknummer 17/02845. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.