ECLI:NL:HR:2019:225

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
18/00095
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en schadevergoeding tussen ex-partners

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een onrechtmatige daad die heeft plaatsgevonden tussen (ex-)partners, waarbij [eiseres] schadevergoeding vorderde. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van de rechtbank Overijssel en meerdere arresten van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiseres] zijn aangevoerd in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.600,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat van [verweerder].

Uitspraak

15 februari 2019
Eerste Kamer
18/00095
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemeente [woonplaats] ,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. T. van Malssen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/08/138600/HA ZA 13-197 van de rechtbank Overijssel van 11 december 2013;
b. de arresten in de zaak 200.143.603/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2016, 19 april 2016 en 10 oktober 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 19 april 2016 en
10 oktober 2017 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 400,34 aan verschotten en
€ 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
15 februari 2019.