ECLI:NL:HR:2019:204

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
18/00034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rekening-courantverhouding tussen vennootschap onder firma en BV en verjaring van rekening-courantschuld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en Gravene B.V. De zaak betreft een rekening-courantverhouding tussen de vennootschap onder firma (v.o.f.) en de besloten vennootschap (BV). De centrale vraag was of een vennoot aangesproken kan worden tot betaling van een rekening-courantschuld na de beëindiging van de v.o.f. en of er sprake is van verjaring van deze schuld. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest in het incident van 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1115, dat aan deze uitspraak is gehecht.

De advocaat van [eiser] heeft de zaak toegelicht, terwijl de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens de Hoge Raad behoeft dit, gezien artikel 81 lid 1 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Gravene zijn begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

8 februari 2019
Eerste Kamer
18/00034
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. de Jong van Lier,
t e g e n
GRAVENE B.V.,
gevestigd te Vriezenveen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Gravene.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest in het incident in deze zaak van 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1115.
Het arrest in het incident is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Gravene begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkam en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
8 februari 2019.