ECLI:NL:HR:2019:2033

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
19/00145
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018, nrs. 17/00445 tot en met 17/00447. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/2396, BRE 15/2397 en BRE 15/6919) betreffende de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting over de jaren 2006, 2007 en 2009, alsook de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00145
Datum20 december 2019
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018, nrs. 17/00445 tot en met 17/00447, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/2396, BRE 15/2397 en BRE 15/6919) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2006, 2007 en 2009 opgelegde navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2019.