ECLI:NL:HR:2019:2031
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Noord-Holland inzake belastingzaak
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2019, nummer HAA 18/5644 V. Dit beroep volgde op een verzet dat belanghebbende had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 28 februari 2019. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep door een verweerschrift in te dienen.
De Hoge Raad heeft de ingediende middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen verdere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren, op 20 december 2019.