ECLI:NL:HR:2019:2029

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
18/04486
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wilsbekwaamheid erflater bij opmaken van testament in het erfrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 18/04486. De zaak betreft een geschil over de wilsbekwaamheid van de erflater ten tijde van het opmaken van een testament. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.C. van Steijn, heeft cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag. De verweerders, waaronder [verweerder 1] en [verweerder 3], hebben verweerschriften ingediend, terwijl [verweerder 2] en [verweerder 4] verstek hebben laten verlenen. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerders.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04486
Datum20 december 2019
ARREST
In de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres] ,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
tegen
1. [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats],
hierna: [verweerder 1] ,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats],
hierna: [verweerder 2] ,
niet verschenen,
3. [verweerder 3] ,
wonende te [woonplaats],
hierna: [verweerder 3] ,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
4. [verweerder 4] ,
wonende te [woonplaats],
hierna: [verweerder 4] ,
niet verschenen,
VERWEERDERS in cassatie.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar:
zijn arrest tussen partijen in de zaak 13/04030, ECLI:NL:HR:2015:311 van 13 februari 2015;
de arresten in de zaak 200.197.283/01 van het gerechtshof Den Haag van 27 juni 2017 en 31 juli 2018.
[eiseres] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweerder 1] en [verweerder 3] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend. Tegen [verweerder 2] en [verweerder 4] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] en [verweerder 3] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerder 2] en [verweerder 4] op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
20 december 2019.