Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 18/04486. De zaak betreft een geschil over de wilsbekwaamheid van de erflater ten tijde van het opmaken van een testament. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.C. van Steijn, heeft cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag. De verweerders, waaronder [verweerder 1] en [verweerder 3], hebben verweerschriften ingediend, terwijl [verweerder 2] en [verweerder 4] verstek hebben laten verlenen. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerders.