ECLI:NL:HR:2019:2028

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
18/03299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgplicht van banken en verjaring van vernietigingsvorderingen

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaten mr. M. Littooij en mr. M.B.A. Alkema, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de zorgplicht van banken in het kader van rentederivaten en de verjaring van vernietigingsvorderingen. De Coöperatieve Rabobank U.A., als verweerder in cassatie en eiseres in het incidentele cassatieberoep, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. F.E. Vermeulen. De Hoge Raad heeft de zaak op 20 december 2019 behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van eisers niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzingen naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder die van de rechtbank Oost-Brabant en het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 RO.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Rabobank zijn begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Tevens werd Rabobank veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van eisers, begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/03299
Datum20 december 2019
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats 1],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
EISERS tot cassatie, verweerders in het incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaten: mr. M. Littooij en mr. M.B.A. Alkema,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., als rechtsopvolgster van Coöperatieve Rabobank De Kempen U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Rabobank,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/01/251185/ HA ZA 12-730 van de rechtbank Oost-Brabant van 31 oktober 2012, 3 juli 2013 en 4 maart 2015 (verbeterd bij herstelvonnis van 1 april 2015);
het arrest in de zaak 200.174.336/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 mei 2018.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Rabobank heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Rabobank mede door mr. B.F.L.M. Schim.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;

in het incidentele beroep:

- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Rabobank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
20 december 2019.