ECLI:NL:HR:2019:2022
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] LTD tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 25 juni 2019. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig is betaald. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 21 september 2019 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid en is vervolgens opnieuw verzonden naar het opgegeven adres. Ondanks dat de brief op 23 oktober 2019 is afgehaald, heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.