ECLI:NL:HR:2019:1995

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
19/00143
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018. Dit beroep betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2005, 2006, 2007 en 2009. De uitspraak van het Gerechtshof was een gevolg van een hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de door belanghebbende ingediende middelen.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad geen aanleiding zag om verder in te gaan op de inhoud van de middelen.

Daarnaast heeft de Hoge Raad in de beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank in stand blijven. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00143
Datum20 december 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018, nrs. 17/00438 tot en met 17/00441, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/2410 tot en met BRE 15/2412 en BRE 15/7695) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2005, 2006, 2007 en 2009 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2019.