ECLI:NL:HR:2019:197

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
17/02534
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping onttrekking aan het verkeer en verzoek om geldelijke tegemoetkoming bij gestolen auto

In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door de partner van een veroordeelde, die verzoekt om herroeping van de onttrekking aan het verkeer van een personenauto. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, waarin het hof het beklag ongegrond heeft verklaard zonder een beslissing te nemen op het verzoek om een geldelijke tegemoetkoming. De auto was onttrokken aan het verkeer op basis van een onherroepelijk arrest in een strafzaak tegen de partner van de klaagster. De klaagster stelt dat de auto aan haar toebehoort en dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld, aangezien zij de auto enkel ter reparatie bij haar vriend had aangeboden. De raadsman van de klaagster heeft aangevoerd dat de onttrekking aan het verkeer onevenredig in haar belangen is geschaad en dat een geldelijke tegemoetkoming redelijk zou zijn.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het geen toepassing heeft gegeven aan artikel 33c, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), dat bepaalt dat de rechter een geldelijke tegemoetkoming kan toekennen om te voorkomen dat iemand onevenredig wordt getroffen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking, maar uitsluitend voor zover het hof niet heeft beslist op het verzoek om geldelijke tegemoetkoming, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling van dit verzoek.

Uitspraak

19 februari 2019
Strafkamer
nr. S 17/02534 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2017, nummer R 001902-16, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft R. Jonkers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking maar uitsluitend wat betreft de ongemotiveerde beslissing omtrent een verzochte geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in art. 36b, tweede lid, in verbinding met art. 33c, tweede lid, Sr, en tot terugwijzing opdat het klaagschrift in zoverre opnieuw wordt behandeld en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een namens de klaagster gedaan verzoek om in geval van handhaving van de onttrekking aan het verkeer een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen.
2.2.1.
Bij onherroepelijk geworden arrest van 22 juli 2016 in de strafzaak tegen [betrokkene 1] heeft het Hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van een op 15 april 2014 inbeslaggenomen Audi A3 met kenteken [AA-00-AA]. Bij klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv heeft de klaagster verzocht om primair herroeping van deze beslissing en teruggave van de auto aan haar en subsidiair toekenning van een geldelijke tegemoetkoming op de voet van art. 33c, tweede lid, Sr. Daartoe heeft de klaagster onder meer aangevoerd dat de auto aan haar toebehoort.
2.2.2.
Blijkens de aan het proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer van het Hof gehechte pleitnotitie heeft de raadsman van de klaagster daartoe onder meer het volgende aangevoerd:
"[Ik verzoek u om] alsnog te voorzien in een geldelijke tegemoetkoming zoals bedoeld in art. 36b jo art. 33c Sr.
Ik meen namelijk dat Klaagster door de onttrekking aan het verkeer onevenredig in haar belangen is geschaad. Klaagster had haar voertuig enkel ter reparatie bij haar vriend aangeboden. (...) Nergens blijkt uit dat klaagster op enige wijze verwijtbaar heeft gehandeld, of kennis zou moeten hebben gehad van de criminele herkomst van de nieuwe motorkap.
(...)
Indien u de onttrekking aan het verkeer handhaaft, meen ik dat een geldelijke tegemoetkoming aan klaagster niet meer dan redelijk is."
2.2.3.
Het Hof, dat het beklag ongegrond heeft verklaard, heeft geen geldelijke tegemoetkoming toegekend. De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat de Audi A3 met het kenteken [AA-00-AA] ingevolge het bepaalde in artikel 36c jo artikel 36d Sr vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu het voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de veroordeelde [betrokkene 1] in strafzaak A onder 1 en in strafzaak B begane misdrijven is aangetroffen, het hierboven genoemde strafbare feit met behulp van voornoemd voorwerp is begaan, het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en/of kan dienen tot het begaan of het voorbereiden van soortgelijke feiten, zoals reeds bij arrest van 22 juli 2016 tegen de veroordeelde [betrokkene 1] in de strafzaak met parketnummer 23-000111-15 is beslist.
Derhalve zal het hof het beklag ongegrond verklaren."
2.3.
Art. 33c, tweede lid, Sr, dat ingevolge art. 36b, tweede lid, Sr van overeenkomstige toepassing is bij de onttrekking aan het verkeer, luidt:
"De rechter kent (...) een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de verdachte, of een ander aan wie de verbeurd verklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen."
2.4.
Gelet op het bij klaagschrift gedane verzoek om toekenning van een geldelijke tegemoetkoming, alsmede op wat door de raadsman van de klaagster is aangevoerd zoals hiervoor onder 2.2.2 weergegeven, diende het Hof te motiveren waarom het niet toepassing heeft gegeven aan art. 33c, tweede lid, Sr. In zoverre is de bestreden beschikking niet toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking, maar uitsluitend voor zover daarin niet is beslist op het verzoek tot toekenning van een geldelijke tegemoetkoming;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 februari 2019.