ECLI:NL:HR:2019:1965

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
18/02978
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontucht met misbruik van gezag in medische context

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 6 juli 2018 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965. De verdachte, een arts, werd beschuldigd van poging tot ontucht met misbruik van gezag. Het slachtoffer, een patiënt, had zich voor medische behandeling tot de verdachte gewend en had daarnaast interesse in een lipvergroting. Tijdens het consult deed het slachtoffer toezeggingen aan de verdachte, waarbij zij hem toestemming gaf om met haar te doen wat hij wilde in ruil voor de lipbehandeling. Dit leidde tot een situatie waarin de verdachte tijdens het consult probeerde om op het slachtoffer te gaan liggen, terwijl hij zijn broek en onderbroek naar beneden had getrokken. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of het slachtoffer zich nog in een afhankelijkheidsrelatie tot de verdachte bevond als arts en of er sprake was van de voor ontucht vereiste wederrechtelijkheid. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee het oordeel van het Gerechtshof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02978
Datum17 december 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 juli 2018, nummer 22/004450-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G. Spong, advocaat te Amsterdam, en C.W. Noorduyn, advocaat te ’s-Gravenhage, ieder bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman G. Spong heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 december 2019.