ECLI:NL:HR:2019:1952
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake onroerendezaakbelasting en rioolheffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Heffingsambtenaar van Belastingcentrum Tribuut. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2019, nr. 18/00621, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/6472). De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z], alsook de aanslagen in de onroerendezaakbelasting en de rioolheffing van de Gemeente Apeldoorn voor het jaar 2017.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.