ECLI:NL:HR:2019:1952

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
19/02886
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake onroerendezaakbelasting en rioolheffing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Heffingsambtenaar van Belastingcentrum Tribuut. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2019, nr. 18/00621, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/6472). De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z], alsook de aanslagen in de onroerendezaakbelasting en de rioolheffing van de Gemeente Apeldoorn voor het jaar 2017.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/02886
Datum13 december 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de HEFFINGSAMBTENAAR VAN BELASTINGCENTRUM TRIBUUT
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2019, nr. 18/00621, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/6472) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] en de aanslagen in de onroerendezaakbelasting en de rioolheffing van de Gemeente Apeldoorn voor het jaar 2017.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019.