Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
13 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiser] in cassatie ging tegen Van Lanschot N.V. De zaak betreft de vraag of de voormalig werkgever, een bank, onzorgvuldig heeft gehandeld door op verzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) negatieve informatie over de werknemer aan de nieuwe werkgever te verstrekken. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant en arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Van Lanschot zijn begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.