ECLI:NL:HR:2019:1945
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en proceskosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 29 mei 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 11 juli 2019 werd behandeld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 31 juli 2019 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief is afgehaald, is het griffierecht niet voldaan. Op 2 oktober 2019 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig is betaald, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2019.