ECLI:NL:HR:2019:1944
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 29 mei 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 22 december 2017 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat belanghebbende niet tijdig het verschuldigde griffierecht had betaald. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 31 juli 2019 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks dat de brief was afgehaald, is het griffierecht niet voldaan. Ook na een tweede aanmaning op 2 oktober 2019 heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.