ECLI:NL:HR:2019:1895
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over vrijstelling van invoerrechten
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire van 10 januari 2018, nr. AUA2016H00033. Dit beroep betreft een hoger beroep van de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen van Aruba tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (BBZ nr. AUA201600057). De kwestie draait om de toepassing van een vrijstelling van invoerrechten die aan belanghebbende was verleend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Hof in stand laat.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is op 6 december 2019 openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.