ECLI:NL:HR:2019:1868
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba inzake vastgoedbelasting voor het jaar 2014
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, die op 14 februari 2019 werd gedaan in zaak nr. BON2018H00001. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, die betrekking had op de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de vastgoedbelasting voor het jaar 2014. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep met een verweerschrift, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2019 door de vice-president en de raadsheren.