In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [de eigenaar] tegen de Provincie Overijssel. De zaak betreft een onteigening in het kader van een ander (inpassings)plan dan oorspronkelijk voorzien. De Hoge Raad verwijst naar het vonnis van de rechtbank Overijssel van 30 januari 2019, waartegen [de eigenaar] beroep in cassatie heeft ingesteld. De Provincie heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is toegelicht door haar advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal P.J. Wattel strekt tot verwerping van het cassatieberoep op basis van artikel 81 van de Wet RO.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De klachten leiden niet tot cassatie, en er is geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [de eigenaar] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.