ECLI:NL:HR:2019:1839
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 oktober 2018, nummer 17/00477. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, nummer LEE 15/2233, die betrekking had op een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën was de tegenpartij in deze procedure.
Tijdens de cassatieprocedure heeft belanghebbende verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de ingediende middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2019 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.