ECLI:NL:HR:2019:1827
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z]. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 3 mei 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 20 maart 2019 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de partij zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.