ECLI:NL:HR:2019:1764

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
18/03960
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit softdrugshandel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat R.B. Milo. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 53 kilo hennep en het verwerken en bewerken van een groot aantal hennepplanten in zijn coffeeshop. De vraag die aan de orde was, was of het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de ontnemingsvordering wegens schending van het vertrouwensbeginsel, gelet op een brief van de burgemeester. Daarnaast werd de vraag gesteld of alle uit (gedoogde) softdrugshandel verkregen inkomsten als wederrechtelijk verkregen voordeel moeten worden aangemerkt.

De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, waarmee de beslissing van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03960
Datum12 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 31 augustus 2018, nummer 22/000523-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de betrokkene.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R.B. Milo, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2019.