Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
12 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat S.F.W. van 't Hullenaar. De zaak betrof een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit hennepteelt. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof in strijd met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering had gehandeld door niet voldoende gemotiveerd aan te geven waarom het was afgeweken van het standpunt van de verdediging, dat stelde dat onvoldoende aannemelijk was dat er eerder was geoogst. De Hoge Raad volgde de argumenten van de Advocaat-Generaal en concludeerde dat het middel terecht was voorgesteld. De uitspraak van het Gerechtshof werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw op het bestaande hoger beroep kon worden berecht en afgedaan.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechterlijke instanties, vooral wanneer zij afwijken van door de verdediging ingebrachte standpunten. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan die de rechtsbescherming van de betrokkene waarborgt.